columns 1 mei 2016
JONAG Bulletin 2000 jaargang 6, nummer 2
EEN JOODSE OLIFANT?
door Harry Polak
Een witz. Daarmee begint Leon de Winter zijn bijdrage aan de door Jessica Durlacher samengestelde verhalenbundel 'De olifant en het Joodse probleem'. Als een Fransman een boek over olifanten schrijft, hoe luidt dan de titel? 'L'éléphant et sa culture d'amour'. En als het om een Duitser gaat? 'Die Elephanten von der Praehistorie bis zum Gegenwart'. En een Joodse schrijver, hoe zal die het boek noemen? 'De olifant en het Joodse probleem'. Via deze witz bouwt Leon de Winter een betoog op waaruit het ego- of etnocentrische karakter van Joden moet blijken. In de Joodse optiek draait alles wat er in de wereld gebeurt om Joden of vinden Joden dat alles om hen hoort te draaien, stelt De Winter.
Heb ik last van de 'Joodse olifant'
Dit jaar deed onze oudste dochter eindexamen. Spannend natuurlijk. Het hele gezin leefde voortdurend mee. Ze koos onder andere geschiedenis voor haar examenpakket. En toen ze vertelde dat dit jaar - net als vorig jaar - de kruistochten het speciale eindexamenthema vormden, vroeg ik onmiddellijk of er ook aandacht werd besteed aan de pogroms waaraan de kruisridders zich schuldig maakten. Haar antwoord luidde 'nee'. Eigenlijk was ik niet eens echt verbaasd. Het is me wel vaker gebleken dat bij de geschiedschrijving over de kruistochten veel aandacht wordt geschonken aan de 'heldendaden' van de kruisvaarders, zoals de verovering van het heilige land, doch maar zelden aan de keerzijde van die medaille. Want die kruisridders waren bepaald geen lieverdjes: om te beginnen moordden ze in Europa Joodse gemeenschappen uit die ze tegenkwamen op hun tocht naar het nabije oosten en vervolgens misdroegen ze zich tegen de islamieten die ze aan het eind van hun rooftocht in het heilige land ontmoetten. Nu worden de Middeleeuwen doorgaans gezien als een donkere en gewelddadige periode in de Europese geschiedenis, maar dat lijkt me geen excuus om het buitensporige geweld van de kruisridders te veronachtzamen.
Westerse kijk op de kruistochten
Nieuwsgierig geworden naar de eindexamenstof over de kruistochten, sloeg ik het examenkatern HAVONWO op. 'Europa en de buitenwereld 'luidt de titel. Uit de ondertitel blijkt dat het om de periode 1150-1350 gaat. Het gaat niet primair om de kruistochten, het centrale thema is de botsing tussen culturen via veroveringen en handelscontacten. In het katern wordt ingegaan op het Europa van toen en hoe zich dat verhield tot de omringende wereld die bestond uit de islamitische wereld en het Mongoolse rijk.
Het katern begint met het Europa van 1150. Eerst wordt uitgelegd waar het begrip 'Europa' vandaan komt, waarna uitgebreid de geografische, godsdienstige, politieke, sociaal-economische en sociaal-culturele kenmerken van het toenmalige Europa worden behandeld.
In aparte kaders worden enkele thema's uitgediept, zoals de relatie van christenen tot moslims en de strijd om grondgebied tussen beide religieuze groepen. De Reconquista komt aan de orde, d.w.z. de herovering van het Iberische schiereiland op de moslims door de christenen. Deze werd in 1492 voltooid door de verdrijving van de laatste islamitische vorst uit Granada, zo staat er. Geen woord over de verdrijving van de Joden uit Spanje of gedwongen bekering tot het christendom, denk ik bij mezelf als ik de examentekst lees.
De kruistochten worden uitgebreid behandeld in het tweede kader dat ik tegenkom. Er zijn er zeven geweest in de periode van 1096 tot 1270, lees ik. Aan het eind van het eerste hoofdstuk wordt op kritische wijze de nationalistische geschiedschrijving rond de kruisridders aan de kaak gesteld. Dat doet me deugd. Maar geen letter over de wandaden van de kruisridders jegens Joden. Dat is pijnlijk.
Sympathiek beeld over de islam
Het tweede hoofdstuk betreft het wereldbeeld dat Europeanen hadden van de aarde en de culturen om hen heen. De aarde was plat en de niet-Europeanen doorgaans eng. Over moslims bestonden grofweg twee beelden: afschrikwekkend of fantastisch. Je zou kunnen zeggen: het verzengende zwaard van de islam of de sprookjeswereld van 'duizend-en-één-nacht. De schrijvers van het katern houden het liever op het laatste. In een apart kader wordt de hoge ontwikkelingsgraad van de moslims geroemd. En ook de tolerantie van de islam ten opzichte van christenen en Joden. Op bladzij 22 wordt voor het eerst uitdrukkelijk over Joden gesproken: Arabisch sprekende Joden die in Spanje woonden en over het feit dat Joden net als christenen doorgaans gunstig tegemoet werden getreden door de islam.
In hoofdstuk drie wordt de blik enigszins verlegd naar de Mongoolse wereld, omdat er allerlei wereldreizigers de revue passeren, zoals Marco Polo en twee Arabische ontdekkingsreizigers, t.w. Alldrisi en Ibn Batoeta. In dit hoofdstuk komen ook weer de kruistochten om de hoek kijken, aangezien deze zijn georganiseerd omdat het voor christelijke pelgrims steeds moeilijker werd om tot het heilige land door te dringen vanwege de verovering van dat gebied door de moslims. In dit hoofdstuk komt een passage voor die me rechtop doet zitten: er wordt gewag gemaakt van drie visies op de kruisvaarders. In het verleden werden de kruisridders gezien als edelmoedige en dappere christenen die een bevrijdingsoorlog voerden voor de christenen in het heilige land die werden onderdrukt door de moslims. Na de tweede wereldoorlog werd vooral nadruk gelegd op de wreedheden van de kruisvaarders en hun onbegrip voor de islam. De derde visie is een soort mengeling van beide voorgaande.
In het vierde en laatste hoofdstuk worden de gevolgen van de contacten met de niet- Europese wereld belicht: nieuwe goederen en nieuwe wetenschappelijke kennis. De nieuwe kennis werd opgedaan via de Arabische wetenschap die op veel hoger peil stond dan de Europese. De Arabieren bouwden namelijk voort op de kennis uit de oudheid van de Grieken en de Romeinen, terwijl die in het christelijke westen verloren was gegaan. Geheel aan het eind van het eindexamenkatern wordt tot mijn verrassing gewezen op een boek van een Libanese schrijver die aantoont dat de kijk op de wereld in de Arabische landen nog steeds wordt beïnvloed door de kruistochten. Zo wordt Israël door politieke en religieuze moslims leiders gezien als een kruisvaardersstaat. Verder worden er nog vijf punten aangehaald die de zojuist genoemde opvatting onderstrepen: van een PLO-eenheid die is genoemd naar een veldslag met de kruisridders tot en met Nasser die wordt gezien als de succesvolle Arabische krijgsheer Saladin die de kruisvaarders versloeg, terwijl Sadat wordt vergeleken met sultan Al Kamel die ooit de heerschappij van de kruisvaarders over Jeruzalem erkende. Dat alles wijst op enig begrip voor de Arabische zienswijze op Israël als een nieuw soort kruisvaardersstaat. Met geen woord wordt gerept over het kardinale verschil tussen kruisvaarders en Joden: Joden woonden oorspronkelijk in de regio en werden uit hun land verdreven door de uit Europa afkomstige Romeinen, kruisvaarders waren Europeanen die niet uit de regio kwamen.
Joodse visie op de kruistochten
Sla een willekeurig boek open over de Joodse geschiedenis en je vindt een deel over de kruistochten. Neem 'Wegwijs in het Jodendom' van Pearl & Brookes. Op bladzij 104 staat een kort stuk over de kruistochten. Tijdens de eerste kruistocht van 1096- 1099 werden Joodse gemeenschappen in Keulen, Worms, Spier, Mainz en Trier getroffen door de pogroms van de kruisvaarders. Veel Joden trokken in die periode weg uit de Rijnstreek naar Polen en namen hun omgangstaal mee waaruit later het Jiddisch zou ontstaan. In 'De Joden in Duitsland' door Nachum Gidal staat een uitgebreider stuk over de kruistochten. In Mainz werden 1.300 Joden uitgeleverd aan de kruisvaarders en omgebracht. Tijdens de tweede kruistocht (1147-1148) werden aanzienlijk minder Joden vermoord, mede omdat velen wisten te ontkomen. In de 13" eeuw is het traditionele Chanoeka-lied Maoz Tsoer ontstaan waar in de zesde strofe een verwijzing is te vinden naar de bloedbaden gedurende de kruistochten. Ook in de 'Historische atlas van het Joodse volk' van Eli Barnavi en in de 'Encyclopedie van de Joodse geschiedenis' onder de hoofdredactie van Shamir en Shavit wordt ingegaan op de wandaden van de kruisvaarders. Niet alleen in Europa maar ook in het heilige land. Bij de verovering van Jeruzalem door de kruisridders in 1099 werd de niet-christelijke bewoners voor het overgrote deel de dood ingejaagd. In 'De geïllustreerde atlas van de Joodse beschaving' van Bacon en Gilbert staat op bladzij 128 onomwonden: 'Van alle ontberingen en tragedies die het Europese Jodendom in de Middeleeuwen te doorstaan had, waren de kruistochten de zwaarste'.
Olifantengeheugen
Stel, het is bijna 3.000 volgens de gewone jaartelling en je dochter of zoon komt thuis van school met een examenopdracht over het Europa van de 20e eeuw. Is het dan voorstelbaar dat wel uitgebreid ingegaan wordt op de beide wereldoorlogen die Europa zwaar hebben getroffen en dat er niets, maar dan ook niets wordt gezegd over de grote moord op het Europese Jodendom? Ik kan het me nauwelijks voorstellen gezien de impact van de Sjoa. Maar hoe kan het dat anno 2000 mijn oudste dochter in de examenstof over het Middeleeuwse Europa van nog geen 1000 jaar geleden wel van alles leert over kruistochten en niet wordt geïnformeerd, zelfs niet door middel van een voetnoot, over de vernietiging van talloze bloeiende Joodse gemeenschappen in die periode?
Voor historici zijn genoeg bronnen te vinden. Er is zelfs een boek van Simon Wiesenthal getiteld 'Kol jom, jom hazikaron' ('Elke dag, gedenkdag') waarin voor iedere dag van het jaar, dus van 1 januari tot en met 31 december, verschrikkingen staan opgesomd die Joden zijn overkomen in de afgelopen eeuwen. Zo staat bij 24 juni onder andere dat op die dag in 1096 de kruisvaarders de stad Neuss bereikten en daar 200 Joden hebben vermoord die daarheen waren gevlucht uit Keulen. Maar ook op dagen in de meimaand, dagen in juni en op diverse dagen in de maand juli zijn verslagen te vinden van de gruweldaden van de kruisvaarders. De samenstellers van het eindexamenkatern komen echter niet verder dan de vermelding dat Joden en moslims een geel herkenningsteken moesten dragen na 1215 op grond van een kerkelijk besluit. Wie zoekt naar jaartallen over de verdrijving van Joden uit diverse landen van Europa (1290 uit Engeland, 1394 uit Frankrijk) zal daarover niets vinden in het eindexamenkatern. En ook over de Jodenvervolgingen tijdens de pest ('de zwarte dood') - omdat de Joden de schuld kregen van de pest -wordt niets geschreven. Ondanks het speciale kader dat wordt gewijd aan deze rampzalige epidemie, waardoor één op de drie Europeanen omkwam.
Heb ik soms last van die overgevoelige Joodse olifant waarover Leon de Winter schrijft? Of is het meer het olifantengeheugen dat me parten speelt?
Dat Joodse olifantengeheugen dat Simon Wiesenthal ertoe bracht om zijn memorboek te schrijven waarin de kruistochten naast de Sjoa veelvuldig vermeld worden.